Robin Raven (Haarlem, 1962) schreef meerdere boeken over Nederlands-Indië. Hij is een echte verhalenverteller en met Strijd in het regenwoud (2007), een historisch jeugdverhaal over het naoorlogse Nederlands-Indië waar de Indonesiërs strijden voor hun vrijheid, werd hij zelfs genomineerd voor de Thea Beckmanprijs, de prijs voor het beste historische jeugdboek. In 2011 verscheen van hem een hedendaags verhaal over een jongen met het syndroom van asperger (Olifanten in mijn kop) en in 2015 en in 2017 volgden Het geheim van de magische X-app en Het geheim van de gouden hagedis, twee avontuurlijke verhalen bedoeld voor met name de jongere lezers.
Dit jaar keerde Robin Raven terug naar zijn roots en vond hij de inspiratie voor een jeugdroman waarin hij opnieuw de verbinding zoekt met zijn Indische afkomst. Het bleek een gelukkige keuze, want De laatste reis van Garoeda is wat mij betreft het beste van wat Raven tot nog toe schreef, een boek waarin alles op zijn plaats valt en waarmee de auteur laat zien dat zijn schrijftalent volledig tot wasdom is gekomen.
Een uitgebreide samenvatting van het verhaal
De
geschiedenis begint in Bandoeng in het jaar 1942. Daar woont Meiske (roepnaam
voor Elske Getruda Maria de Jong), elf jaar oud, met haar vier jaar oudere
broer Jan en haar ouders. Het is Meiskes verjaardag die slecht begint, omdat ze
zojuist is ontwaakt uit een nachtmerrie.
Het wordt het begin van een bijzondere dag. Nog diezelfde ochtend heeft Meiske
in de tuin bij de vijver – voor haar een verboden plek - een onverwachte ontmoeting met een onbekende
jongen van haar leeftijd. Meiske noemt de jongen David, omdat hij evenals de
Bijbelse figuur in het bezit is van een katapult. David is anders. Dat zie je direct
aan zijn donker gekleurde linkeroog, diepzwart van de pupil tot en met de iris
en het oogvlies eromheen. Later in het verhaal zal Meiske deze geheimzinnige
verschijning Boetje noemen.
Naarmate
de dag vordert, wordt al snel duidelijk dat iedereen Meiskes verjaardag lijkt
te zijn vergeten. Paatje, haar vader, is alleen maar humeurig en mammie en Jan
zitten bij tante Jetske. De gebeurtenissen keren gelukkig enigszins ten goede
wanneer Jan haar een miniatuurbeeldje schenkt van Garoeda, de gevederde
vogelgod. Het beeldje moet haar beschermen. Jan noemt het dan ook een
geluksbrenger.
Boze kabouters
In
de dagen die volgen, lezen we hoe in Bandoeng de sfeer als gevolg van een
Japanse invasie snel grimmiger wordt.
Bandoeng is bezet. Door Japanners. Vreemdelingen uit het noorden. Boze kabouters die een hekel hebben aan mensen uit Nederland. (p. 53)
De Indonesische bevolking zet zich in toenemende mate af, niet alleen tegen de hardwerkende Chinezen, maar ook tegen de Nederlanders. De bezetters wakkeren de nationalistische gevoelens van de Indonesiërs verder aan en het wordt er voor de Nederlanders niet veiliger op. Er gaan verhalen over onthoofdingen en Meiske en Jan zien met eigen ogen hoe Japanse soldaten hun buurman oom Allard met stokken mishandelen.
Jan
en paatje verdwijnen, net als veel andere mannen, van het ene op het andere
moment van het toneel. Meiske mist haar broer enorm en ze vindt vaker troost
bij Boetje. De andere kinderen mijden Boetje vanwege zijn donkere oog.
Op
een dag worden Meiske, haar moeder en alle andere vrouwen door de Japanners overgebracht
naar een wijk, omheind met prikkeldraad. Daar, onder mensonterende
omstandigheden, worden Boetje en het
beeldje van Garoeda steeds belangrijker voor Meiske. Ze geven haar, ondanks
alle gruwelijkheden en ontberingen, kracht en moed.
Andjin Belanda. Pergi! Pergi!
In
het tweede deel van De laatste reis van Garoeda maken we een
tijdsprong van drie jaar naar het laatste oorlogsjaar 1945. De Japanners hebben
zich overgegeven en met medewerking van het Rode Kruis wordt het vrouwenkamp
ontruimd. Meiske en haar moeder worden herenigd met Jan. Paatje heeft de oorlog
niet overleefd. Wat volgt is een lange en gevaarlijke reis via meerdere
kampongs terug naar Bandoeng.
Het
politieke klimaat is voor altijd veranderd. Het nieuwe credo is ‘Merdeka
Indonesia’. Een meerderheid van de Indonesische bevolking keert zich nu openlijk
tegen de Nederlanders. Leuzen als ‘Andjin Belanda. Pergi! Pergi!’ (‘Nederlandse
hond. Ga weg! Ga weg!’) zijn niet van de lucht. Het is duidelijk dat Meiske de
steun van Boetje en Garoeda nog lang niet kan missen.
Terug in Bandoeng blijkt het ouderlijk huis van Meiske veranderd in een bouwval. De situatie wordt onhoudbaar als de plaatselijke Javaanse vrijheidsstrijders zich keren tegen Meiske en de haren. ze vinden tijdelijk onderdak in het huis van een oud-verzetsstrijder, meneer Molenaar. Van daaruit reizen ze verder naar Batavia waar de boot wacht voor de overtocht naar Holland. Soekarno heeft de strijd gewonnen. De Nederlanders hebben geen toekomst meer in Indonesië. Desalniettemin blijft maatje samen met oom Arnold achter op de kade wanneer het schip afmeert voor de lange reis naar Nederland. Later zal blijken dat maatje een kind van hem verwacht.
Tijdens
de overtocht wordt Meiske ernstig ziek. De doodzieke Meiske gaat in quarantaine
en ze wordt bijna gek van eenzaamheid. Zelfs Boetje laat niets meer van zich
horen.
Zodra Meiske weer is aangesterkt komen de verhalen. Jan blijkt te worstelen met een groot
schuldcomplex. Hij voelt zich schuldig over de dood van zijn vader die door de
Japanners werd gedood nadat hij de schuld op zich nam van iets wat Jan had
gedaan: het stelen van een stuk fruit.
Meiske
komt ook aan de weet dat zij een tweelingbroertje had. Hij stierf door
zuurstofgebrek vlak na de geboorte en hij werd in stilte begraven bij dezelfde
vijver waar Meiske haar eerste ontmoeting had met David. Zijn naam was Boetje
en hij ligt begraven onder een naamloze steen.
Op
de kade in Amsterdam nemen Meiske en Boetje afscheid van elkaar. Meiske gaat
mee met een oom en tante bij wie een nieuw leven op haar wacht.
Formidabel
Robin Raven schreef een formidabel boek, gebaseerd op historische feiten. De lezer maakt alle gebeurtenissen mee door de ogen van Meiske en dat geeft deze geschiedenis een bijzondere sfeer. De hoofdpersoon ziet de wereld om zich heen ingrijpend veranderen. Alle zekerheden die Meiske had, vallen weg en het is nauwelijks te bevatten wat dit doet met een jong kind.
De wijze waarop Raven de hoofdpersoon portretteert, dwingt respect af. Hij spaart de lezer niet als het gaat om alle ontberingen die Meiske en haar familie moeten doorstaan. Zonder in te zoomen op details valt er voor de oplettende lezer tussen de regels door veel te ontdekken. Het fragment bijvoorbeeld waarin we lezen hoe tante Jetske steeds vaker haar tijd doorbrengt in het huis van de Japanse kampcommandant. Om schoon te maken volgens mammie.
De kabouters zijn heel vies. (…) Daarom rilt tante zo. Van afschuw. (p.77)
Maar uiteraard gebeuren er in het huis van de commandant heel andere dingen
Subtiel en onderhuids bouwt de schrijver de spanning op in prachtige taal met ogenschijnlijk eenvoudige zinnen die een enorme kracht en veelzeggendheid verbergen. Zoals de beschrijving van Meiskes ervaring in een ruimte in het kamp die dient als lijkenhuis.
De bevroren gezichten kijken allemaal
een andere kant op. Wezenloos, alsof ze niet doorhebben dat ze samen in de
onderwereld zijn beland. (…)
Ineens beseft Meiske waarom ze in
het kamp nooit nachtmerries heeft over de Seetan. Hij hoeft haar niet meer te
halen. Ze is er al. Ze was zojuist eregast in de troonzaal van het Kwaad.
Omringd door dode mensen en het orkest van het ongedierte.
(p. 102-103)
Een denkbeeldig persoon
Meiske
vindt de nodige steun bij Boetje. De aandachtige lezer weet, evenals de mensen
in haar omgeving, dat Boetje niet echt is. Hij is slechts een denkbeeldig
persoon, een kind dat enkel leeft in haar hoofd. In het slot wordt duidelijk dat
Boetje daadwerkelijk kort heeft bestaan.
Ook
het miniatuurbeeldje van Garoeda geeft Meiske houvast.
Eenmaal aangekomen in Nederland daalt er een zekere rust neer op de hoofdpersoon en durft zij Boetje en Garoeda los te laten. Mooi is de manier waarop Raven dat verwoordt, hoe Boetje uit haar leven verdwijnt.
Het
opvoeren van een imaginair verhaalfiguur zagen we eerder in Sabel (Hoogland & Van Klaveren, 2017)
van Susanne Wouda. In deze indrukwekkende jeugdroman maken we kennis met de
joodse jongen Max, die tijdens de Duitse bezetting van Nederland samen met zijn
familie wordt opgepakt en belandt in Kamp Vught. Daar heeft Max één houvast:
Sabel, zijn rode kater. De werkelijkheid is dat hij het dier al was
kwijtgeraakt op het moment dat hij door de nazi’s op transport werd gezet.
Door de ogen van zowel Meiske als Max zien we de wereld steeds kleiner worden. Beiden klampen zich vast aan kleine, alledaagse zaken en datgene wat hen vertrouwd is.
Als kers op de taart is De laatste reis van Garoeda voorzien van een bijzonder fraaie omslagillustratie van Peter van Dongen, getekend in de stijl van de klare lijn, de tekenstijl zoals Hergé, de geestelijk vader van Kuifje, die ooit hanteerde.
Werkelijk alles klopt in deze verzorgde uitgave. De laatste reis van Garoeda is zonder enige twijfel een juweel van een verhaal. Stilistisch buitengewoon sterk. Raven op z’n best!
Een
aanrader voor de meer ervaren lezer van twaalf jaar en ouder.
Raven,
R. (2020) De laatste reis van Garoeda. Utrecht: Uitgeverij Omniboek. Isbn 978 94 019 1645 5 € 19,99,
240 blz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten